Bij de les

Welke werkvorm bij welk leerdoel?

Medewerkers van De Docentenacademie voor effectief onderwijs geven tips voor beter lesgeven. Ditmaal Saskia van Laar, over de zoektocht naar passende opdrachten bij passende leerdoelen.

In onze vorige blogs gaven wij allerhande tips voor het nabespreken van individuele en groepsopdrachten. Maar voor welk leerdoel zet je nu welke opdracht in? Stel, je wilt je studenten een vaardigheid aanleren. Dan is het belangrijk dat ze eerst weten wat de vaardigheid inhoudt en begrijpen waarom dat zo is, voordat ze de vaardigheid kunnen toepassen. Iedere stap vraagt zo zijn eigen werkvorm, met bijbehorende nabespreking.

Als voorbeeld: je wilt aankomende fysiotherapeuten leren hoe ze slecht nieuws aan hun patiënten vertellen, zodat de boodschap helder is en deze wordt geaccepteerd. Je kunt ze met een video laten zien hoe ze dit het handigst kunnen doen. Maar wil je dat de studenten echt begrijpen waarom deze ene manier het beste werkt, dan helpt het als ze vanuit hun eigen ervaring eerst zelf kennis over slechtnieuwsgesprekken construeren.

Om dat mogelijk te maken bied je een activerende werkvorm aan die expliciet is gericht op inzicht. Hoe doe je dat?

  1. Je presenteert een zo reëel mogelijke situatie waarin een fysiotherapeut slecht nieuws moet brengen, aan bijvoorbeeld een zeer sportieve patiënt dat hij niet mee kan doen aan een marathon vanwege zijn achillespeesblessure. Je kunt de situatie ook samen met je studenten formuleren, zolang het doel van het gesprek maar hetzelfde blijft.
  2. Je deelt de groep in tweeën waarbij de ene helft de rol van fysiotherapeut voorbereidt en de andere helft zich inleeft in de positie van de patiënt.
  3. Je laat de situatie twee of drie keer achter elkaar door verschillende koppels van fysiotherapeuten en patiënten voor de klas neerzetten. Waarom altijd meer dan één keer? Omdat het niet om persoonlijke feedback naar studenten gaat. Het doel van de opdracht is dat de studenten een rode draad ontdekken in wat wel en niet bijdraagt aan de helderheid en de acceptatie van de boodschap.
  4. De rest van de klas geef je voorafgaand aan de uitvoering de opdracht mee te schrijven: wat draagt wel en niet bij aan het doel van het gesprek? Hierbij laat je hen uitsluitend de ´fysiotherapeut´ observeren en nodig je hen uit letterlijk te noteren ´wat zegt, doet of laat deze?’

Na afloop van het laatste gesprek bespreek je na. Hierbij laat je de ´fysiotherapeuten´, oftewel de inrol, altijd eerst weer in de kring zitten. Waarom? Omdat het niet om hen persoonlijk gaat, maar omdat je nu gezamenlijk kennis en inzichten gaat construeren. Je vraagt hen dan ook eerst ´wat denk je zelf dat bijdroeg aan de helderheid en de acceptatie? ´. Pas daarna laat je de anderen aan het woord, waarbij de patiënten ook een belangrijke informatiebron vormen.

Als expert breng jij na afloop alle geboden feedback samen in een model, dat alle kennis en inzichten samenvat. Dit model of recept vormt de opmaat waarmee de vaardigheden verder ingetraind kunnen worden. Met welke activerende opdracht je dat aanpakt, vertelt het volgende blog.

Kijk voor meer informatie op: www.dedocentenacademie.nl