Achtergrond

‘We willen zien dat het college centralistische aansturing loslaat’

Na een pittige discussie zijn Hogeschoolraad (HSR) en college van bestuur het eens geworden over de opheffing van de faculteiten. Nu het stof is neergedaald, spreken we met HSR-voorzitter Joost Ansems en vicevoorzitter Winansa Blyer. ‘Ik merk dat er bij beide kanten veel oud zeer zit wat niet is uitgepraat.’

Een meerderheid van de studenten en medewerkers van de HSR was nog maar twee maanden geleden aangetreden, toen er belangrijke besluiten genomen moesten worden. Een eerder principeakkoord over de afschaffing van de faculteiten moest een definitieve fiat van de raad krijgen.

Iedereen staat achter de opheffing van de facultaire laag, want dat geeft meer ruimte aan instituten en teams. Maar toch verliepen de onderhandelingen tussen het college en HSR moeizaam. Er lijkt een flinke dosis wantrouwen tussen de beide partijen te bestaan. ‘Dat klopt’, constateert relatieve nieuwkomer Blyer (rechts op de foto) van studentenfractie MUST, eerder actief bij de faculteitsraad en studievereniging. ‘Ik merk dat er bij beide kanten veel oud zeer zit wat niet is uitgepraat.’

Te top-down
De Hogeschoolraad keerde zich in eerste instantie tegen de uitgewerkte plannen omdat deze te top-down zouden zijn. Die tegenstand leidde weer tot wrevel bij het college. In een brief schrijft het college dat het instemmingsproces zich kenmerkt door ‘onvoorspelbaarheid en gebeurtenissen die niet altijd functioneel zijn’. Het college is bovendien verbaasd dat twee raadsleden hun kritiek uitspreken in een artikel op de site van Trajectum.

Voorzitter Ansems (tweede van rechts) is niet onder de indruk van deze reactie. De HSR-leden hebben de documenten gelezen, stonden er kritisch tegenover en zagen hun oordeel bevestigd door negatieve adviezen van de faculteitsraden en Personeelsraad HU Diensten. De HSR stemde in eerste instantie tegen. Blyer: ‘Ik vind het persoonlijk niet zo chique dat er wordt gezegd dat wij het college met dit besluit overvallen.’ Nadat de stukken fors zijn aangepast, ging de HSR alsnog akkoord.

Decentralisering
Ansems is blij met de ingezette decentralisering binnen de hogeschool. ‘Maar er komen nog te veel stukken die vanuit HU-centraal bedacht zijn’, zegt hij. ‘Dat ligt gevoelig. Zeker als het gaat om zaken als onderwijsvisie. Laat dat over aan de instituten en opleidingen. Daar moet het college nog echt een slag maken. We willen in de stukken expliciet zien dat het college die centralistische aansturing loslaat.’

Ook hij beaamt dat in ieder geval bij een groot deel van de medewerkers en studenten in de raad (en daarbuiten) nog enige scepsis bestaat tegenover het college van bestuur. Want in het verleden zijn allerlei bureaucratische en centralistische maatregelen genomen. Die werden noodzakelijk geacht om herhalingen van de Inholland-affaire tegen te gaan (waarbij ten onrechte diploma’s zijn afgegeven).

Hogere management
Ansems: ‘Inmiddels is het huidige college voor decentralisering en vermindering van de regeldruk. Maar met name collegevoorzitter Jan Bogerd is voor een groot deel zelf verantwoordelijk geweest voor de ontstane regeldruk. Het is dan onontkoombaar dat er niet meteen vertrouwen is. Dat geldt ook ten aanzien van het hogere management binnen de HU.’

Daarbij zijn de recente bezuinigingen en harmonisatie bij HU Diensten hard aangekomen, zegt hij. Dit heeft de angstcultuur binnen de organisatie aangewakkerd. Veel medewerkers zijn op hun hoede en durven zich niet vrijelijk uit te spreken en initiatieven te nemen. Ansems: ‘Er is dus een gebrek aan vertrouwen bij leidinggevenden dat medewerkers het werk zelf kunnen uitvoeren. En medewerkers hebben niet het vertrouwen dat ze het zelf mogen doen. Dat zie je in de gehele organisatie.’

Organisatieveranderingen
Volgens Ansems zou het wantrouwen gevoed kunnen worden door de manier waarop de organisatieveranderingen aangepakt worden. Het college van bestuur overlegt sinds een jaar geregeld met een ‘Top 80’, een club van directeuren, lectoren en andere leidinggevenden, soms aangevuld met vertegenwoordigers uit de medezeggenschap. Hieruit zijn zogenaamde ontwikkelgroepen ontstaan die zich buigen over het onderwijs, kenniscentra, de diensten, medezeggenschap en dergelijke. ‘Deze groepen opereren vrij geïsoleerd, ze zijn nog niet voldoende verbonden met de organisatie’, meent hij.

Winsana Blyer: ‘Ik heb het idee dat de bijeenkomsten vooral bedoeld zijn om het personeel te informeren en bij hen ideeën op te halen. De stem van de student ontbreekt hier. De Hogeschoolraad wordt er over het algemeen laat bij betrokken en pas ingelicht als de plannen zijn uitgewerkt. Het zou beter zijn als we eerder op de hoogte waren, want dan kunnen we ze becommentariëren en worden we niet voor voldongen feiten gesteld.’

Meer interactie
Ansems: ‘Ik heb even geleden geopperd om ook andere studenten en medewerkers aan te laten haken. Niet iedereen kan mee vergaderen maar we zouden een dwarsdoorsnede kunnen maken van mensen uit de hogeschool en ze uitnodigen voor studiedagen over deze onderwerpen. Zij kunnen dat dan weer in hun teams bespreken. Zo wordt deze beweging verbreed en komt er meer interactie.’

Reactie college van bestuur

Collegevoorzitter Jan Bogerd meldt desgevraagd in een reactie op het artikel:

‘Het college van bestuur is blij dat deze belangrijke stap ten aanzien van de organisatieontwikkeling is gezet. We zijn verheugd dat we er met de Hogeschoolraad uitgekomen zijn. Het is duidelijk dat we nog niet uitgesproken zijn over hoe het proces is verlopen. Afgesproken is om de besluitvorming eind februari te evalueren.’