Achtergrond

Undercover in de zorg

Na zijn studie journalistiek aan de HU deed Ivo van Woerden (31) iets geks. Hij pakte zijn oude werk in de zorg weer op. Maar dan undercover. Voor HP/De Tijd werkte hij een zomer in een verpleeghuis voor dementerende ouderen van Zorggroep Rijnmond in Rotterdam. Zijn schrikbarende ervaringen publiceert hij in het boek Undercover in de ouderenzorg; dagboek van een bejaardenbroeder. ‘Ik hoop niet dat ik zo eindig.’

Hoe erg is het in de verpleeghuizen van Zorggroep Rijnmond in Rotterdam?

‘Ik had van oud-collega’s uit mijn tijd als verpleegkundige gehoord dat het in de ouderenzorg moeilijk is. Maar het was schokkend. Hoe er met mij werd omgegaan, hoe de dagen eruit zien voor de mensen. Je begint ’s ochtends om zeven uur met wassen en iedereen uit bed halen om te ontbijten. Tegen twaalven ben je klaar en lunch je zelf. Dan begint de warme lunch voor de mensen. Iemand die net uit bed is gehaald krijgt meteen hete bliksem voor zijn neus. Daarna is er een toiletronde van een uur, en vervolgens begin je de mensen alweer op bed te leggen. Tegen vijven eten ze nog een keer, en dan opnieuw een race tegen de klok: kleren uit, bed in, tillen, duwen, sjouwen en welterusten.’

Waarom wilde je dit verhaal maken?
‘Oud worden, daar hebben we allemaal mee te maken. Mensen hebben een steeds grotere kans om dement te worden. Over twintig jaar hebben we vier miljoen ouderen. Dat zijn je ouders straks. Er willen steeds minder mensen in de zorg werken. Wat dan? Als ik alzheimer krijg, wie wast mij dan? Ik hoop niet dat ik zo eindig.’

Waarom ging je undercover?
‘Ik heb het eerst op de normale manier geprobeerd met de vraag of ik mocht meelopen. Daar werd achterdochtig op gereageerd. De verantwoordelijken wilden wel meedenken, maar ik mocht nooit mee naar de huizen die mij interessant leken. Of alleen als zij een rooster maakten, dan hadden zij de controle. En omdat ik een verpleegkundige-diploma had, hadden we op de redactie ineens zoiets van: pling!’

En toen?
‘Ik heb me aangemeld als oproepkracht. Overal zijn mensen nodig en het was ook nog zomer. Via het flexbureau, het interne uitzendbureau van Zorggroep Rijnmond in Rotterdam, kon ik zo beginnen, zonder enige opfriscursus. Ik had nog gezegd: ik ben er al drie jaar uit. Maar de nieuwe scholingsronde zou pas in het voorjaar beginnen. Je leert het wel, zeiden ze.’

Waren ze niet achterdochtig?
‘Ze hebben me niet gegoogled, anders hadden ze gezien dat ik in de journalistiek zit. Ik moest wel een referentie geven. Daarvoor heb ik een oud-collega gevraagd. De maandag erop had ik mijn eerste dienst. Heel zenuwachtig was ik. Bijna paranoia. Ik had verteld dat ik drie jaar uit de zorg was gegaan om mijn partner te helpen een bedrijf op te zetten. Toen ze daarop doorvroegen, dacht ik: ik ben erbij. En nog erger: op het einde had ik een dienst samen met mijn overbuurvrouw. Toen ben ik even naar de wc gevlucht en heb ik steeds tegen mezelf gezegd: ze weet het niet, ze weet het niet. Je bent hier voor het grotere geheel.’

Wat was de rol van bejaardenbroeder Van Woerden?
‘Op een gemiddelde afdeling werken een of twee verzorgenden op dertig bewoners, de rest is helpende, dat is een niveau lager. Omdat ik van het flexbureau kwam, was ik de meeste tijd bezig met mensen te leren kennen. Ik werd vaak met een instructie weggestuurd als: “pas op, ze knijpt”, of: “hij wil niet draaien, hij is stram”. Daarmee ga je de kamers in. Zorg is heel persoonlijk. Je moet eerst aanvoelen wat voor persoon je voor je hebt. Je kunt niet binnenkomen en hup rats, dekens eraf en wassen. Het is een mens. Je hebt even tijd om een praatje te maken, bij het wassen bijvoorbeeld. Overdag kijken sommigen van de ouderen tv, anderen kijken apathisch voor zich uit. Een aantal heeft geluk en krijgt elke week bezoek, maar de meesten niet. Dat vond ik heel treurig. Ik kan me voorstellen dat het moeilijk is om aan te zien hoe je moeder of vader wegkwijnt, maar als verzorger heb je het te druk voor gezelligheid. Overdag zijn er twee toiletrondes. Eigenlijk is het de bedoeling dat ze tussendoor ook nog gaan als ze het aangeven, maar in de praktijk is daar bijna geen tijd voor dus mensen hebben een ‘inco’ aan, een incontinentieluier, en zitten de hele dag in hun eigen pies en poep. Je haalt ze ook zo uit bed, met vaak allemaal vieze en stinkende plekken om zich heen. Heel erg.’

Je bent ook in de kleinschalige zorg gewerkt. Was dat beter?
‘Daarvan werd gezegd: dit is de revolutie. Eén groot gezin, samen koken, samen wassen, de verzorger op de gitaar. Gelukkig, dacht ik, na al die ellende ga ik iets leuks zien. Niet dus. Ik werd in mijn eentje achtergelaten bij negen zwaar dementerenden. Hoe moet ik dan medicijnen geven, vroeg ik? Dan moet je even in de kraag kijken, daar zit een label met hun naam en zo weet je welke medicijnen voor wie zijn. En ik maar hopen dat ze niet elkaars vest hadden aangetrokken. Dat vond ik schokkend. Ik kende die mensen niet eens, hoe moest ik het nou leuk gaan maken? Die avond heb ik bijna gejankt omdat ik niet wist hoe ik het voor elkaar moest boksen. Voor kleinschalige zorg is te weinig bezetting. Ze kunnen niet bieden wat ze beloven.’

Hoe was de sfeer onder je collega’s?
‘Zij zijn de eersten tegen wie geklaagd wordt. Onbegrijpelijk dat ze niet in opstand komen. Maar ja, als zij gaan staken, liggen die mensen de gehele dag in hun eigen ontlasting. Het is niet de bakker die even een dagje dicht is. Aan de andere kant, als je je mond niet opentrekt, wordt het dus zo uitgehold als hoe ik het heb gezien.’

Is het overal kommer en kwel?
‘In mijn boek beschrijf ik de Herbergier, een zorgconcept in Arnhem voor mensen met geheugenproblemen. Ik ben er 24 uur geweest, heb er ook geslapen. Het management is klein, hierdoor gaat het meeste geld naar de zorg in plaats van naar de overhead. Ouderen kunnen iedere dag naar buiten en douchen. Er zijn in Nederland negen van dit soort plekken, dit jaar komen er tien bij en de bedoeling is naar vijftig te gaan. Hiermee los je niet dit gigantische probleem op, maar het maakt duidelijk dat goede zorg mogelijk is. Er is een wachtlijst voor personeel ook al verdien je niet meer dan elders.’

Kan zoiets niet in Zorggroep Rijnmond?
‘De directeur verdient 173.000 euro per jaar plus een auto van de zaak. Van zo’n bedrag kun je een hele afdeling draaien. Onder hem zit nog een laag die ook behoorlijk verdient en ga zo maar door. Ik heb die directeur geïnterviewd voor het boek. Hij was openhartig en welwillend, maar volgens mij heeft hij niet door hoe zijn salaris de rest lam legt.’

Was hij blij met je stuk in HP/DeTijd?
‘Hij noemde het een realistisch verslag. Dat vond ik stoer, want dat geeft niet elke topbestuurder zomaar toe. Maar hij vond het ook een incidentenregistratie en dat ik vooral had ingezoomd op het negatieve, terwijl er ook mooie dingen gebeuren. Flauw, alsof je slechte dingen met goede kunt wegstrepen. Als iemand de hele dag in zijn eigen pies heeft gelegen, zeg je toch niet: kijk, hij heeft wel zijn gebit in! Ik ben er niet ingegaan om het even lekker negatief op te schrijven.’

En je collega-verzorgers?
‘Ik heb verrassend veel positieve reacties gehad. Er zijn er maar een paar die het helemaal niks vonden. Ik kreeg brieven, telefoontjes en mails van mensen die zeiden: het klopt wat je schrijft, we werken ons het schompes. Ik kwam ook mijn overbuurvrouw weer tegen en die vond het geweldig.’

CV
Ivo van Woerden (1979)
Verpleegkunde, Hogeschool Rotterdam
Journalistiek, Hogeschool Utrecht
Freelance journalist voor o.a. de Volkskrant, AD, Revu, Vrij Nederland en Viva
Sinds 2010 redacteur bij HP/De Tijd


Undercover in de ouderenzorg. Dagboek van een bejaardenbroeder. Uitgeverij Muntinga, € 9,95