Achtergrond

‘Topsport is geweldig, maar niet altijd makkelijk’

Imme van der Hoek (20) is student Fysiotherapie en hockeyt bij Jong Oranje. Ze werd dit jaar Europees kampioen.

Hoe komt een student fysiotherapie terecht in de top van de hockeywereld?
‘Vanaf mijn zesde speelde ik hockey bij Wageningen, waar ik nog steeds woon. We promoveerden naar de hoofdklasse, waarna ik de overstap maakte naar Jong Oranje. Ik werd uitgeroepen tot talent van het jaar toen Den Bosch mij benaderde bij hun te komen spelen. Die kans kon ik niet laten liggen. Vorig jaar werden we lands- en Europees kampioen en nu staan we ook nog eerste.’

Hoe is het om als ‘jonkie’ bij zo’n grote club te komen?
‘Hockeyclub Den Bosch staat al jaren op nummer 1. Al sinds ik klein ben, kijk ik er wedstrijden. Je kan wel zeggen dat dit een meisjesdroom is die uitkwam. Het was een grote stap: van de onderkant van de hoofdklasse bij Wageningen, moest ik naar de top van de hoofdklasse. De handelingssnelheid, je verplaatsen van a naar b: Het is een hele andere sfeer dan bij Wageningen, hier is het nog een stapje extra. We spelen tien internationals, dus je moet wel aan de bak.’

Wat vind je zo tof aan hockey?
‘Van jongs af aan speel ik het spel met mensen die mijn vrienden zijn. Je hebt allemaal dezelfde ambitie. Als ik op handbal zou zitten dan zou ik het misschien ook leuk vinden. Met elkaar werken voor iets en daarvoor hard trainen en hopelijk een beloning krijgen, dat maakt het extra tof. Tuurlijk, trucjes doen op het veld is leuk maar mij gaat het om de teamspirit.’

Je woont in Wageningen, studeert in Utrecht en traint bij Den Bosch. Hoe doe je dit?
‘Haha, ja het is een mooie driehoek. Ik zit vaak in de trein en neem geregeld de auto mee. Omdat ik thuis woon, is het best lekker als mijn ouders de was doen en het eten klaar hebben staan. Ik train veel overdag waardoor ik soms eerder weg moet bij de les. Klasgenootjes zijn dan zo lief door te geven wat ik heb gemist. Regelmatig zit ik met Lenneke, de topsportcoördinator van de HU. Zij helpt me om ervoor te zorgen dat ik het niet te druk maak voor mezelf maar wel genoeg te doen heb. Dat gaat heel goed.’

Klinkt druk, is er ook weleens tijd voor rust?
‘Weinig. Soms denk ik wel: ik wil effe niks. Als ik eens een rustige periode heb met hockey, dan zijn er wel tentamens op school, en andersom. Over het algemeen vind ik allebei heel leuk, daardoor kost het minder energie. Hockey staat bij mij op één. Het liefst maak ik daarom mijn studie zo snel mogelijk af. Ik ben geen hele makkelijke leerder, ik moet er hard voor werken. Als ik druk ben met hockey is dat lastig. Dan heb ik de hele dag getraind en wil ik daarna liever op de bank liggen dan weer in de boeken.’

Pik je als topsporter nog wat mee van het studentenleven?
‘Bijna niet. Het grootste feest dat ik had, was toen we vorig jaar Lands- en Europees kampioen werden. Ik had zo lang niet gedronken, dan lig je er vrij snel vanaf. Verder heb ik in het weekend altijd wedstrijden en op vrijdagavond training. Daarbuiten ben ik ook vaak te lui of moe. Met vriendinnen ergens wat drinken, wint het van keihard genieten van het studentenleven. Ik weet niet beter. Als ik eens een tegenslag heb bij hockey denk ik weleens: waar doe ik het voor. Maar zodra je een prijs wint, weet je weer dat het alles waard is. Mijn tweelingzusje zit bij een studentenvereniging in Utrecht, die maakt het allemaal mee, daar hoor ik alle verhalen van. Mensen denken vaak: topsport is zo leuk. Maar soms zit er een randje aan, je voelt altijd de druk om goed te presteren.’