Columns

De juiste persoon op de juiste plaats

Henk Penseel was (onder andere) docent aan de HU en blogt sinds 2010 voor de Trajectum-site. Ditmaal: over doorgroeien, schoolleiders en investeren in docenten.

Niet elke goede verkoper is een verkoopleider, niet elke goede bouwvakker is een voorman, niet elke goede docent is een teamleider. Niet elke intellectueel met PhD achter z’n naam is automatisch een goede directeur van een onderwijsinstelling. Toch gaat men daar ten onrechte nog vaak vanuit.

Soms zie je mensen geleidelijk doorgroeien. Dat is het geval bij Huib de Jong, die onlangs werd benoemd tot voorzitter van het college van bestuur van de Hogeschool van Amsterdam. Eenzelfde route doorliep Jan Bogerd bij de HU: van docent, onderwijsmanager en instituutsdirecteur tot cvb-voorzitter. Iets dergelijks gebeurde ook bij zijn voorganger, Geri Bonhof, die nu geniet van haar jarenlang boven-de-Balkenendenorm salarissen.

Maar voor anderen geldt het Peterprincipe, dat het mechanisme beschrijft waarin werknemers die goed functioneren in hun huidige functie, promotie op promotie krijgen, totdat dit leidt tot incompetentie. Het Peterprincipe is in 1969 bedacht door en vernoemd naar de Canadees Laurence J. Peter. Tot mijn spijt en ergernis heb ook ik leidinggevenden gezien, die net een trede te hoog waren geklommen op de hiërarchische ladder.

Er zijn sollicitanten die zichzelf perfect verkopen en direct op een leidinggevende positie komen op een (hoge)school of universiteit. Maar als die personen dan weigeren om ook les te geven, zijn die bij mij door de mand gevallen. Hun onderwijsstandpunten zijn voor mij dan ongeloofwaardig.

Het tegendeel is het geval bij Roel Schoonveld, de langstzittende rector van Nederland, die afscheid neemt van het Amsterdams Lyceum, waar hij begon als leraar scheikunde en in 1985 rector werd. Hij is altijd een paar uur les blijven geven. ‘Door een vinger aan de pols te houden, begrijp ik de docenten en leerlingen beter,’ zegt hij in Het Parool.

Het is natuurlijk een verschil als je de baas bent van een hogeschool met ruim 36.000 studenten of een middelbare school met 1100 leerlingen. Maar juist die relatieve kleinschaligheid maakt ‘het Amsterdams’, zoals de school zichzelf noemt, zo populair. Al is het altijd wel een beetje een kakschool geweest, met leerlingen van middelbaar en hoger opgeleide ouders.

Ik kende Max, kleinzoon van Herman Gerschtanowitz, die (z’n opa dus) samen met Herman Ehrlich en Abraham Tuschinski voor zeven ton grond van de gemeente kochten waarop later Nederlands mooiste bioscoop zou verrijzen. Bijna alle Gerschtanowitz-nazaten kwamen uiteindelijk op het Amsterdams Lyceum terecht. Met of zonder bijlessen werden en worden de leerlingen aan een diploma geholpen. Een slagingspercentage van 95,6% mag er wezen. Want scholen die investeren in docenten, scoren beter.